Blaasgruis type uraat



Uraatgruis onder de microscoop:

 

 

Bron: www.siamsa.nl

 

Blaasgruis van het type uraat:

De Dalmatische hond onderscheidt zich niet alleen wat betreft zijn uiterlijk van andere hondenrassen. Ook de manier waarop zijn urinesysteem werkt, is uniek. Eigenlijk lijkt dat systeem in bepaalde opzichten meer op dat van de mens dan op dat van andere hondenrassen. De Dalmatische hond kan, doordat zijn urinesysteem anders werkt dan bij andere honden, blaasgruis/steentjes ontwikkelen van het type uraat.

Normaal gesproken, wanneer een hond purine binnen krijgt (via zijn voedsel – purine is een type eiwit), zal dit omgezet worden tot urinezuur. De meeste honden zetten daarna dat urinezuur om in ‘allantoïne’ (een afbraakproduct van urinezuur dat gemakkelijk oplosbaar is in water) door middel van een enzym dat de naam ‘uricase’ draagt. Dit enzym bevindt zich in de lever. Urinezuur dat niet direct wordt omgezet, wordt opgeslagen in de nieren. Daar zal het uiteindelijk alsnog omgezet worden in allantoïne. Urinezuur dat niet omgezet wordt in allantoïne, zet zich om in een bepaald soort zout dat we uraat noemen. Alle carnivoren maken het enzym ‘uricase’ aan en zetten urinezuur dus om in allantoïne. Bij de mens vindt er echter geen omzetting plaats van urinezuur naar allantoïne, omdat de lever van de mens geen ‘uricase-enzymen’ aanmaakt. Bij de mens kan urinezuur zich opslaan in de gewrichten. Dit noemen we dan jicht.


Bij de Dalmaat werkt het omzettingsproces van urinezuur naar allantoïne niet optimaal. Het eiwit purine wordt wel omgezet in urinezuur, maar het urinezuur wordt niet volledig omgezet tot allantoïne. Het is onduidelijk of het enzym ‘uricase’ bij de Dalmaat niet goed werkt, of dat er niet voldoende van dit enzym wordt aangemaakt. Het lijkt erop dat het enzym wel aanwezig is en zelfs actief is, maar dat het levertransport van uraten bij de Dalmaat vertraagd is. Dit is de oorzaak dat bij de Dalmaat maar 30% tot 40% van het urinezuur omgezet wordt in allantoïne, terwijl dit bij andere rassen 90% is. Bij de Dalmaat zal er in 24 uur tijd 400 tot 600 mg uraat worden uitgescheiden, terwijl dit bij andere rassen ongeveer 60 mg is. Op deze manier komt er dus urinezuur en uraatzout in de urine van de Dalmaat terecht.


Nu is natuurlijk de vraag waarom de ene Dalmaat problemen krijgt en de andere niet. Dat is afhankelijk van vele factoren. Om te beginnen krijgt niet iedere Dalmaat evenveel purine binnen. En dus komt er niet evenveel urinezuur en uraat in de urine terecht. Daarnaast drinkt de ene Dalmaat meer dan de andere, waardoor de urine sterk verdund raakt en de uraten nog probleemloos kunnen worden uitgeplast. Ook zitten er vele afvalstoffen in de urine (niet alleen uraat) en men vermoedt dat ook deze de uraatzouten kunnen beïnvloeden (dat wil zeggen: of ze zich wel of niet tot gruis/steentjes zullen vormen). Ook zal een Dalmaat die regelmatig wordt uitgelaten (iedere vier uur is optimaal) minder snel uraatgruis/stenen vormen omdat de uraten tijdig worden uitgeplast. Het lijkt er tevens sterk op dat er een genetische factor meespeelt. Mogelijkerwijs is het deze genetische factor die bepaalt of een Dalmaat slecht of minder slecht urinezuur kan omzetten in allantoïne. Iedere Dalmaat heeft overigens wel een probleem met de omzetting, maar er bestaat een mogelijkheid dat de genetische factor bepaalt of er iets meer of minder omzetting van urinezuur plaatsvindt. Dat zou eventueel een verklaring kunnen zijn voor het feit dat je in sommige lijnen vaker honden met uraatgruis/steentjes ziet dan in andere. Overigens is de hoeveelheid uitgescheiden uraatzouten even hoog bij Dalmaten die wel gruis/stenen vormen als bij Dalmaten die dat niet doen. En dit feit zou het meespelen van eventuele genetische factoren -of een hond wel of niet uraatgruis/stenen vormt- weer tegenspreken. En zo zullen er nog wel meer nog onbekende factoren zijn die ervoor zorgen dat de ene Dalmaat wel problemen krijgt met blaasgruis/stenen en de andere niet.


Men zegt dat reuen vaker last hebben van uraatgruis dan teven. Aangezien er totaal geen aanwijzingen zijn dat een teef beter in staat zou zijn dan een reu om urinezuur om te zetten, concludeer ik dat beide evenveel kans hebben uraatgruis/steentjes te ontwikkelen. Maar doordat een reu smallere urineleiders heeft, kan er er bij de reu sneller een steentje in de urineleiders vastlopen. De urineleiders van de teef zijn breder, waardoor eventueel gruis/steentjes nog uitgeplast kunnen worden. Overigens hebben reuen die op jonge leeftijd gecastreerd zijn nog smallere (onderontwikkelde) urineleiders dan ongecastreerde reuen.


De zuurgraad (pH-waarde) van de urine als indicator voor mogelijke problemen:

Urine wordt zuurder door het gebruik van bepaalde voedingsmiddelen. Niet het eiwitgehalte van de voeding is van belang, maar de hoeveelheid purine die in de voeding zit. Helaas wordt het purinegehalte niet op de verpakking van hondenvoer vermeld. Maar het is dus zinloos om een Dalmaat een dieet voor te schrijven met een laag eiwitgehalte, omdat eiwit op zich niets zegt over het purinegehalte. De beste voeding voor de Dalmaat bestaat uit een vochtrijke voeding die een laag tot gemiddeld gehalte aan purine bevat. Met voedingsmiddelen waar veel purine in zit, zou een Dalmatenbezitter dus voorzichtig moeten omgaan . Want doordat er geen omzetting plaats vindt van urinezuur naar allantoïne, komt het urinezuur (plus uraatzout) in de urine terecht. Zure urine heeft een nadeel: door zure urine slaan de uraten sneller neer en kunnen ze samenklonteren en zich tot gruis/steentjes vormen. Met alle gevolgen vandien. Het is daarom belangrijk om de zuurgraad van de urine af en toe te meten. Zeker bij de reu.


De perfecte pH-waarde van de urine voor een Dalmaat ligt tussen de 6.5 en 7.0. Overigens lijken deze verschillen in pH-waarde zeer klein, maar dit is niet het geval. De pH-schaal is niet lineair maar logaritmisch. Dit betekent dat bij een pH 6 er tien maal zo veel waterstofionen in oplossing zijn als bij een pH 7.


Wanneer de pH-waarde aangeeft dat de urine te zuur is (zuur = beneden 7.0), dan is dat een indicatie dat u bijvoorbeeld minder purinerijke voeding moet voeren, de hond meer moet laten drinken, hem desnoods wat karnemelk moet geven (dat vinden ze lekker en karnemelk bevat geen purine en zo spoelt de hond lekker door) en hem beter wat vaker uit kunt laten. En het is tevens een indicatie dat u de hond even in de gaten moet blijven houden. Want als de hond (dit gebeurt dus eerder bij reuen) ineens niet meer kan plassen, dient u met spoed naar de dierenarts te gaan! Dit duidt namelijk op een geblokkeerde urineleider en een hond kan daaraan overlijden. De pH-waarde is dus een goede indicatie van hoe uw Dalmaat ervoor staat. Hoewel een zure urine dus niet direct zegt dat zich problematisch uraatgruis/steen gevormd heeft. Het is wel altijd verstandig om de pH-waarde even te blijven monitoren wanneer deze afwijkend is van wat we graag zien. Het is ook verstandig om de pH-waarde een paar maal te controleren wanneer u overstapt op een andere voeding.


De pH-waarde van de urine fluctueert echter. Het is dus heel goed mogelijk om in de ochtend een pH-waarde van 6.3 te meten en in de avond een pH-waarde van 7.0. Dit heeft alles te maken met de factoren die hiervoor al beschreven zijn, waarom de ene Dalmaat gruis/stenen ontwikkelt en de andere niet. Als uw Dalmaat bijvoorbeeld een dag te weinig gedronken heeft, dan zult u de volgende dag naar alle waarschijnlijkheid een zuurdere pH-waarde meten. Als uw Dalmaat een avondmaaltijd heeft gegeten die orgaanvlees bevat, dan zult u de volgende ochtend naar alle waarschijnlijkheid ook een zuurdere pH-waarde meten.


Wanneer de pH-waarde aangeeft dat de urine te alkalisch is (alkalisch = boven 7.0. Een pH van 7.0 = neutraal), dan is dat mogelijk een indicatie voor struvietgruis en/of blaasontsteking. Als er klachten zijn die lijken op blaasontsteking, ga dan even naar de dierenarts. Laat de dierenarts de pH-waarde meten en de urine controleren op bacteriën en gruis. 





Hoe herken je uraatgruis/steenproblemen bij de Dalmatische hond?

Zoals al eerder beschreven, kan een Dalmaat uraatkristallen in zijn/haar urine hebben zonder dat er sprake is van uraatgruis/steen problemen. 
Bij de reu worden problemen opgemerkt doordat hij in de plashouding staat, er urine uit wil persen maar er niet tot nauwelijks urine uit komt. Wanneer u dit bemerkt, moet u direct naar de dierenarts. Deze zal door middel van het inbrengen van een catheter (dit kan vaak zonder narcose of verdoving) het steentje eruit spoelen. Als dat niet mogelijk is, dan zal het steentje terug in de blaas gespoeld moeten worden. Deze behandeling moet soms meerdere keren herhaald worden. Het is in ieder geval van het grootste belang dat de obstructie verwijderd wordt.


Bij de teef worden problemen opgemerkt doordat zij blaasontstekingachtige klachten heeft. Ze wil veelvuldig plassen en perst soms, zonder dat er veel urine uit komt. Ook kan het zijn dat zij veelvuldig aan de vulva likt. Het gebeurt bij teefjes regelmatig dat plotseling de obstructie wordt uitgeplast (dat door het persen het steentje ‘doorschiet’) en de urine weer normaal doorstroomt. Wanneer dit niet vrij direct gebeurt, zijn de bovenste symptomen ook een reden om direct naar de dierenarts te gaan (en zoals al eerder uitgelegd kan een Dalmaat ook blaasonsteking hebben. De dierenarts zal de pH-waarde meten om een eerste indicatie te krijgen of het om een uraatgruis/steenobstructie gaat of om een blaasontsteking).


Behandelwijze van blaasgruis/stenen:

Wanneer een Dalmaat problemen heeft met zijn urine(systeem), dan zal de dierenarts een paar stappen moeten nemen. De dierenarts zal altijd de pH-waarde van de urine moeten opmeten. De urine zal ook onder

de microscoop bekeken moeten worden om te kijken of er gruis in zit en zo ja, van welk type.

Wanneer er blaasgruis van het type struviet wordt aangetroffen, dan zal de dierenarts uw hond een dieet voorschrijven dat de urine aanzuurt. Wanneer er ook een bacterie wordt aangetroffen, zal de dierenarts waarschijnlijk ook een antibioticakuur voorschrijven. Ook in dit geval is het goed de urine aan te zuren, omdat bacteriën niet overleven in een zuur milieu. Ook een Dalmaat kan last hebben van een te alkalische urine. Dit komt niet vaak voor, maar het is goed mogelijk dat de Dalmaat een blaasontsteking oploopt. De bacteriën zullen de urine alkalisch maken en in deze alkalische urine kan zich struvietgruis vormen.

Wanneer uw hond klachten heeft (met plassen) en uzelf of de dierenarts een pH-waarde meet die rond of beneden 6.0 is en er worden blaasgruis/steentjes aangetroffen, dan zullen deze van het type uraat zijn. De dierenarts zal, afhankelijk van de ernst van de problemen, medicijnen (allopurinol) voorschrijven en een dieet voorschrijven met een laag purinegehalte. Meestal wordt gekozen voor bijvoorbeeld de brokken van Hill’s U/D. Ook zal de dierenarts de eigenaar vertellen dat de hond goed moet drinken en veelvuldig uitgelaten moet worden.


Zoals u kunt zien is de behandeling van de problemen bij uraatgruis en struvietgruis precies tegenovergesteld. Wanneer een Dalmaat lijdt aan uraatgruis/stenen, dan kan het aanzuren van de urine door middel van bijvoorbeeld vitamine C of verzurende brokken leiden tot nog ernstigere problemen. Het is daarom altijd goed om te onthouden dat de Dalmaat aan deze uraatgruis/steentjes kan lijden en dus een specifieke behandeling dient te krijgen! Een ezelsbruggetje om u te helpen onthouden dat een Dalmaat aan uraatgruis kan lijden is dat Dalmaat en Uraat rijmt.


 En zo zien uraat stenen eruit:

Dalmatische Hond Backcross Project:

In 1973 is er in Amerika een project gestart door Dr. Robert Schaible waarbij hij een AKC (American Kennel Club) geregistreerde Pointer reu heeft gekruist met een AKC geregistreerde Dalmatier teef, met als doel het defecte ‘urinezuur metabolisme gen’ te repareren. Dit project loopt tot op de dag van vandaag. Er zijn diverse nakomelingen van dit outcross project naar Europa gehaald en inmiddels wordt er door een diverse Engelse, Franse en Duitse fokkers gefokt met honden uit dit backcross project. De nakomelingen van het backcross project worden nu ook in Europa gekruist met de zogenaamde raszuivere Europese Dalmatische Honden en waarbij een aantal van deze pups het Low Uric Acid gen dragen (LUA – het gen voor het niet vormen van uraatgruis).

Alle LUA nakomelingen zijn hetrozygoot voor dit LUA gen. Ze dragen dus 1 copy van het normale urinezuur gen [U] en ze dragen 1 copy van het recessieve gen [u]. Hun genotype is [Uu] en hun fenotype is dat zij een normaal urine metabolisme hebben, wat we “Low Uric Acid” (LUA) noemen en wat in de praktijk inhoud dat zij geen uraatgruis in de urine hebben. Alle eerder bij de Kennel Club geregistreerde Dalmatische honden (de zogenaamde ‘raszuivere’ Dalmatische Honden) zijn homozygoot recessief oftewel, ze hebben twee copieen van het recessieve gen [u], wat hen het genotype [uu] geeft en het fenotype “High Uric Acid” (HUA) geeft en wat in de praktijk inhoud dat zij uraatgruis in hun urine hebben. Wanneer je dus een LUA nakomeling [Uu] kruist met een HUA Dalmatische Hond [uu] zullen in theorie de helft van de pups [Uu] zijn en de andere helft [uu]. Op dit moment zijn er maar een paar Dalmatische Honden die [UU] zijn en dus twee copieen van het normale urinezuur metabolisme gen hebben. We hopen dat er meer van deze [UU] geboren zullen gaan worden wanneer we meer LUA met LUA nakomelingen kunnen gaan kruisen [Uu] x [Uu]. 

Fenotype: waarneembare kenmerken. Genotype: verzamelingen genen van het individu. Met andere woorden, een Dalmatische Hond met het fenotype LUA of [Uu] maakt geen uraatgruis meer aan.

Links op de foto de normale urine van een LUA [Uu] Dalmaat, rechts urine met uraatgruis van een HUA [uu] Dalmaat.