Heup Dysplasie


 © Copyright: W. R. Tilstra

 Inleiding

 

Heupdysplasie is één van de meest voorkomende onderwerpen als men spreekt over erfelijke aandoeningen. Er zijn veel meningen maar ook veel misvattingen over HD, hetgeen de behandeling van het onderwerp er niet gemakkelijker op maakt. Deze misvattingen zijn hoogstwaarschijnlijk te wijten aan het feit dat heupdysplasie een erfelijke aandoening is, maar dat naast de erfelijke aanleg die een hond kan hebben voor HD er ook een grote omgevingsinvloed is op het zich ontwikkelen van de afwijking en op de mate waarin het dier eraan lijdt.

 

Het ontstaan van heupdysplasie:

 

Een pup wordt met normale (nog niet ontwikkelde) heupen geboren en de aandoening ontwikkelt  zich tijdens de groei. Het heupgewricht is een kogelgewricht; de heup bestaat uit de kop (Caput femoris) van het dijbeen die kan draaien in de heupkom (acetabulum), de gewrichtsbanden, het gewrichtskapsel en de omliggende spieren. Het heupgewricht vormt de verbinding tussen de achterbenen en het bekken. Bij normale gezonde heupen zit de kop stevig vast in de voldoende diepe heupkom. Beide delen zijn bekleed met wit en glad kraakbeen. Om het kraakbeen van beide delen goed om elkaar heen te laten glijden  zijn de oppervlakken bedekt met een kleine hoeveelheid gewrichtsvocht. Deze vloeistof dient als smeermiddel en als voedingsbron voor het gewricht. De kop en de kom worden stevig op hun plaats gehouden door het gewrichtskapsel, de gewrichtsbanden en door de spieren van de achterhand. Bij een hond met aanleg voor HD is er sprake van te veel speling in het gewricht, waarbij het gewrichtskapsel en de omliggende banden onvoldoende stevigheid en steun geven. Door deze speling krijgt de opgroeiende hond geleidelijk aan een afwijkende groei en vorming van het heupgewricht. Een afgevlakte kop en een ondiepe kom zijn daarvan het gevolg. Dit veroorzaakt opnieuw meer speling aangezien de kop en de kom steeds slechter in elkaar gaan passen en heeft een overmatige slijtage (arthrose) van het gewricht tot gevolg.

 

De klachten

 

Niet alle honden met HD zullen klachten ontwikkelen of verschijnselen vertonen. Of en hoeveel klachten er zullen ontstaan is van verschillende factoren afhankelijk. Allereerst is daar de ernst van de gewrichtsverandering (vervorming); ook de leeftijd van de hond kan meespelen of de mate van beweging en bespiering. Ook de individuele pijngevoeligheid is bij iedere hond anders. Er bestaan verschillende gradaties in de pijn en evenzoveel gradaties in de last die de hond daarvan ondervindt. Bij ernstige afwijkingen kunnen zeer jonge honden tussen de vier en zeven maanden al te maken krijgen met pijnlijke misvormingen, mede bepaald door omgevingsinvloeden. De pijn wordt veroorzaakt door minuscule breukjes in het heupgewricht en scheurtjes in het gewrichtskapsel. Door de ontstekingen die optreden wordt het kapsel geleidelijk aan dikker en de speling wordt daardoor minder. Vanwege de pijn zullen de meeste honden meer rust nemen zodat de schade aan de heupen zich tijdelijk kan herstellen. Misvorming en overmatige slijtage (arthrose) kunnen echter nooit meer ongedaan gemaakt worden en het verdwijnen van de klachten is over het algemeen van tijdelijke aard. De meeste honden die op jonge leeftijd klachten (gehad) hebben krijgen na verloop van tijd weer klachten

 




 

 

 

 Omgevingsinvloeden

 

Dat heupdysplasie een erfelijke aandoening is, weet inmiddels iedereen. Daar bestaat geen twijfel over. Hoe deze aandoening nu precies vererft is een ingewikkelder zaak; daarover zijn de meningen nog steeds verdeeld, hoewel men aanneemt dat het een polygenetische vererving betreft (een vererving waarbij vele genen betrokken zijn). Ook is men er steeds meer van overtuigd dat de mate van erfelijkheid minder is dan in eerste instantie is gedacht en de omgevingsinvloeden veel zwaarder wegen dan aanvankelijk wordt aangenomen. Onder omgevingsinvloeden verstaan we:

1: Voeding: verkeerde voeding, dat wil zeggen het percentage calcium/energie per gram voer, te dikke honden.

2: Beweging: gladde vloeren, ruw spel of te veel spelen met andere honden, het gooien met ballen of stokken waardoor de jonge hond gaat afremmen en vreemde draaien en sprongen maakt..

Een pup moet dus een erfelijke aanleg hebben om HD te kunnen ontwikkelen, maar de omgevingsinvloeden zijn van groot belang voor de mate waarin de jonge hond HD zal ontwikkelen.Onder correcte beweging verstaan we zoveel mogelijk rechtlijnige bewegingen. Geen overdadig ruw spel met volwassen honden en/of leeftijdsgenootjes. Balletjes en stokken gooien waar de jonge hond achteraan rent, afremt en rare draaien gaat maken zijn funest voor de ontwikkeling van de heupgewrichten. Met rustig wandelen en de duur van de wandeling geleidelijk aan opvoeren (ongeveer 5 minuten per maand leeftijd) behaalt men de beste resultaten. Moe is goed, oververmoeid beslist niet. 
Uit onderzoek is gebleken dat het optreden en de ernst van HD kan worden verminderd door de groeisnelheid van de pup te beperken. Dit kan door er voor te zorgen dat de voedselopname voor een gezonde groei wordt beperkt tot het noodzakelijke. Hoogwaardig hondenvoer, zonder eigen toevoegingen van kalk of vitaminen, is daarvoor het meest geschikt. Het lijkt erop dat het verstrekken van teveel kalk en vitaminen een ongunstige invloed heeft op het ziekteproces ( zie % Calcium/energie per gram voer) en meer ook kans geeft op andere orthopedische problemen. Het is inmiddels bewezen dat zware en te dikke pups meer aanleg hebben voor het ontwikkelen van HD dan minder zware, die perfect op gewicht zijn; liever iets aan de schrale kant dan aan de dikke kant. (Nota Julie Pluymers: Bij dalmatiërs is HD vrij zeldzaam, waardoor de pups wel goed eten gegeven kan worden zonder dat ze te snel groeien. Wij zien de pups liever wat te dik dan te schraal.)

 

Het röntgenologisch onderzoek
 

Om heupdysplasie en de ernst daarvan te kunnen vaststellen is een röntgenologisch onderzoek door een dierenarts noodzakelijk. De hond wordt hiervoor op de rug gelegd en de achterbenen worden parallel aan de tafel naar achteren getrokken, waarbij de knieschijven precies midden op het bovenbeen worden geprojecteerd. 
 

Tevens kan er een indruk worden gekregen van de aansluiting cq speling van de heupgewrichten. Dit gebeurt door middel van meten en het daarna berekenen van de Norbergwaarde. Om de Norbergwaarde te kunnen berekenen, wordt van de beide heupkoppen het middelpunt bepaald. Deze middelpunten worden verbonden door een lijn. In beide heupgewrichten wordt vanuit dit middelpunt een lijn langs de voorste rand van de heupkom getrokken. De hoek die beide lijnen in het middelpunt van de heupkop met elkaar maken, minus 90º, geeft de Norbergwaarde van het desbetreffende heupgewricht. De Norbergwaarde van beide gewrichten bij elkaar opgeteld geeft de ‘som Norbergwaarden’, die op het rapport van de hond wordt vermeld.

HD uitslagen kunnen variëren van een negatieve uitslag (dus vrij van HD) tot zware HD:
 

HD A: vrij van HD
HD B: 1 botafwijking en/of een mindere aansluitinG
HD C: slechte aansluiting en/of botafwijking(en)
HD D: slechte aansluiting, botwoekering en/of vervorming van het heupgewricht
HD E: ernstige botwoekering en vervorming van het heupgewricht

 

De Pennhip methode

 

Extended

HD ontstaat doordat er een speling in een gewricht zit. Deze speling wordt veroorzaakt door losheid van spieren en banden of door de gewrichtssamenstelling en dit leidt tot arthrose (het beschadigen of afbrokkelen van het botweefsel). Arthrose is één van de belangrijkste gevolgen van heupdysplasie en is met de huidige methode van röntgenen het best vast te stellen op een leeftijd van ongeveer twee jaar. In 1983 begint Dr. Gail Smith een onderzoek naar een methode waarmee beter en op jongere leeftijd de oorzaken voor het ontstaan van HD kunnen worden vastgesteld. In Amerika is men nu al geruime tijd bezig om aan de hand van deze nieuwe methode, de Pennhip methode, heupdysplasie vast te stellen bij honden vanaf vier maanden oud. De Nederlandse dierenarts Maarten Kappen heeft in de USA cursussen over deze methode gevolgd. Hij is de eerste gecertificeerde dierenarts in Nederland die de Pinnhip methode in de praktijk gebruikt.